Overslaan en naar de inhoud gaan

Een exclusief museumbezoek

Museum Mayer van den Bergh werd pas na het overlijden van Henriëtte opengesteld voor een ruim publiek. Voordien was het alleen toegankelijk voor een beperkte groep van ‘vrienden, kunstliefhebbers uit Antwerpen of het buitenland, bekende personen of mensen die [mij] werden aanbevolen’, zoals Henriëtte zelf schreef. Een museumbezoek verliep ook heel anders dan nu: bezoekers kwamen het museum in via Henriëttes eigen woning en kregen daar een privérondleiding. Brieven en foto’s uit de archieven geven een beeld van het museumbezoek toen Henriëtte nog leefde.

Als thuiskomen

Frédéric Charles de Bent, een oud-personeelslid van Henriëtte, mag in 1905 langskomen in het museum. Bij zijn bezoek is zij afwezig. Daarom schrijft hij haar achteraf een dankbrief, waarin hij  uitgebreid verslag doet van zijn ervaring.

De Bent komt binnen via het huis van Henriëtte. Dat staat naast het museum, aan de Lange Gasthuisstraat 21. Als voormalige bediende is dit voor hem een bekende plek: hij beschrijft het nostalgische gevoel dat hem overvalt omdat het huis hem aan zijn jongere jaren doet denken, toen hij nog voor Henriëtte werkte. Daarnaast is hij onder de indruk van alle technische vernieuwingen die in het woonhuis en het museum zijn aangebracht. Henriëtte heeft bijvoorbeeld elektrisch licht laten installeren in het huis, om de kunstwerken goed te belichten.

De Bent wordt door de gangen van Henriëttes woonhuis geleid – gangen met ‘de prachtigste, gebeeldhouwde meubelen’ – naar een kamertje dat hij herkent als een voormalige badkamer. Die is omgebouwd en verbonden met een gangetje dat naar het museum leidt. De Bent komt zo in de Kleine Gotische zaal terecht, waar hij oog in oog staat met 15de-eeuwse schilderijen, zoals De Bewening van Christus van de Meester van het Verlossingsaltaar van het Prado.
 

Een rondleiding door het verleden

Henriëtte koos in haar rondleidingen voor een chronologisch opzet: de bezoeker begon bij de gotiek en werd via de renaissance naar de barok en de 18de eeuw geleid. Zoals De Bent schreef, kwamen gasten eerst in de Kleine Gotische Zaal. ‘Een kamer vol met kleine meesterwerken,’ schreef zuster Marie Théodorine, een onderwijzeres die met haar klas het museum bezocht.

Daarna werden bezoekers naar beneden geleid, waar ze de Grote Gotische Zaal en de Zaal met de Grote Haard bewonderden. De Grote Gotische Zaal werd in de jaren 1970 afgebroken, maar de Zaal met de Grote Haard is nog in de oorspronkelijke vorm bewaard: hier zijn de Vlaamse portretten te bewonderen. In 1904 werden in deze zalen ook de beeldhouwwerken uit de collectie gepresenteerd, waaronder de Christus-Johannesgroep, samen met enkele historische meubelstukken.
 

Via de open binnenplaats en de trap werden bezoekers naar de Renaissancezaal geleid, waar onder andere de werken van de Bruegel-familie werden tentoongesteld. Voor veel bezoekers vormde de Dulle Griet een van de hoogtepunten: zo vraagt Louise Respinger of er voor haar een foto van het werk gemaakt kan worden. Daarna kwam men in de bibliotheek, waar 17de-eeuwse portretten te zien waren, en eindigde de rondleiding in de 18de-eeuwse salon, die Henriëtte in Lodewijk XVI-stijl had ingericht.
 

Henriëtte creëerde bewust ruimtes die een authentieke sfeer opriepen: de bezoeker zag kunstwerken uit verschillende stijlperiodes in een historische setting. Zo presenteerde zij de zeer diverse collectie toch als een eenheid. Bezoeker Henri Rommel schreef dat er in het museum ‘objecten zijn van alle tijden en van alle soorten. Maar allemaal laten zij de verlichte en verfijnde smaak zien van de man die het geduld en het geluk had een dergelijke collectie samen te stellen’.

Een intieme sfeer

De Bent werd door de conciërge van Henriëtte in het museum binnengelaten, maar de meeste bezoekers werden rondgeleid door Henriëtte zelf of door haar restaurateur, Juvenal Peellaert. De rondleidingen vonden plaats in kleine groepen en waren daardoor zeer persoonlijk. Voor een gezelschap van kantliefhebbers dat het museum in 1910 bezocht, gaf Peellaert bijvoorbeeld een rondleiding waarin hij dieper inging op de textielcollectie. Henriëtte en Peellaert waren bovendien altijd bereid werken op te pakken, lades open te trekken en details te laten zien. Zo werd een sfeer van huislijkheid en intimiteit gecreëerd, die de museumbezoekers zeer waardeerden. Peellaert werd door bezoeker Père Sylvain Crooij bijvoorbeeld omschreven als ‘een zeer hoffelijke en ervaren gids’.

De structuur van het museum is intussen grondig veranderd. Sinds het overlijden van Henriëtte in 1920 komen bezoekers niet langer via haar woonhuis het museum binnen, maar via de aparte ingang aan de straatkant. Bovendien werd het museum in de jaren 1970 verbouwd, waarbij de binnenplaats overdekt werd en de Grote Gotische Zaal ingrijpend werd veranderd. Toch bleef de sfeer van 1906 behouden in Museum Mayer van den Bergh: de kunstwerken worden zo veel mogelijk gepresenteerd in overeenstemming met de oorspronkelijke opstelling in stijlkamers.

Terug in de tijd

Een bezoek aan Museum Mayer van den Bergh anno 1904 was ongetwijfeld een bijzondere ervaring: bezoekers liepen eerst door Henriëttes eigen woonhuis en vaak werden ze zelfs rondgeleid door de museumstichtster zelf. Henriëtte creëerde een museum dat een totaalervaring bood, een plek waar kunstwerken in een historische context gezien konden worden en waar gasten een zeer persoonlijke interactie met de werken konden hebben. Tegenwoordig is de museumcollectie nog altijd te ontdekken zoals 19de-eeuwse kunstliefhebbers dat deden, met de nadruk op de intieme sfeer en op persoonlijk kunstgenot. Henriëtte is er niet meer om ons rond te leiden, maar haar visie proef je in het museum tot op vandaag.

Meld je aan voor de nieuwsbrief