De tentoonstelling focuste op de schilderkunst te Brussel in de periode tussen de dood van Rogier van der Weyden (1464) en de activiteit van Bernard van Orley (ca 1515). Brussel was op dat moment een welvarende stad waar de hertogen van Bourgondië en andere hovelingen en edele families resideerden. Zij waren dan ook belangrijke opdrachtgevers voor kunstenaars die bij naam gekend zijn zoals Colyn de Coter, Aert van den Bossche en Pieter van der Weyden.
Daarnaast waren er een aantal anonieme kunstenaars bedrijvig die de dag van vandaag onder een noodnaam bekend staan: ondermeer de Meester van de Verlossing van het Prado die vereenzelvigd wordt met Vrancke van der Stockt, en de Meester van de Magdalenalegende. Twee meesters waarvan er drie werken uit het Museum Mayer van den Bergh in bruikleen worden gegeven.
Op de tentoonstelling werd een antwoord geformuleerd op volgende vragen: Wat gebeurde er met het beroemde atelier van Rogier van der Weyden na zijn dood? Welke andere ateliers kunnen we onderscheiden? Kunnen we inschatten hoe belangrijk deze ateliers waren? Voor wie en voor welke lokale- of exportmarkt schilderden deze meesters? Zijn er typische iconografische thema’s? Wat was de impact van Hugo van der Goes? Wat is de betekenis van de massaproductie van bepaalde schilderijen? En tenslotte, wat is er specifiek aan deze ‘Brusselse meesters’ en kunnen we spreken van een school?
'De erfenis van Rogier van der Weyden, Schilderkunst in Brussel 1450-1520' liep van 10 oktober 2013 tot en met 21 november 2013.